Begrippen te weinig, meer, genoeg, (steeds) minder. Eerst liggen er niet genoeg stukjes fruit en moet er meer bijgehaald worden; daarna eten kinderen het fruit, waardoor de hoeveelheid minder wordt.
Bij een verzameling speelgoeddiertjes of plaatjes van diertjes wordt de vraag gesteld: hoe groot zijn deze dieren in het echt? De kinderen zetten de dieren op volgorde van klein naar groot.
Het kind met de meeste mensen in huis mag op het bord laten zien hoe de tafel er dan uit ziet. Vervolgens mogen kinderen aan tafel een knutselwerk doen waarbij ze hun tafel zoals thuis dekken met bord
De kinderen gooien met een dobbelsteen. Wanneer ze drie stippen gooien, mogen ze drie blokken pakken en er een toren mee bouwen. Het kind met de meeste blokken (hoogste toren) wint.
(Advertentie)
(Advertentie)
Hoeveel huisdieren heb jij? En wij samen? En hoeveel honden?
Leerlingen bekijken welke huisdieren ze hebben. Er wordt een overzicht van gemaakt en besproken. Hoeveel honden hebben alle kinderen samen? Welk soort huisdier hebben we het meest?
De leerlingen maken een boom door er steeds bladeren bij te hangen. Steeds bepalen ze hoeveel bladeren er in de boom hangen. Uiteindelijk heeft de boom vijf bladeren aan de ene tak en vijf bladeren aa
Ze bekijken hoeveel stippen dat op de twee vleugels samen is. Lieveheersbeestjes hebben op beide vleugels evenveel stippen. Hoeveel stippen moeten erbij zodat beide vleugels evenveel stippen hebben?
een drankje bestellen: appelsap of limonade. Een leerling speelt de ober en noteert de bestellingen op het bord.
Vervolgens haalt hij de drankjes, en wordt er gezamenlijk gekeken of dat klopt.