Rekenboog voorbeelden in beeld leerroute 1,2,3,4 (in wording)
 
(Advertentie)
(Advertentie)
Twee teams spelen tegen elkaar. Ze vergelijken de kaart die ze beiden van één stapel pakken met elkaar. Wie de meeste aantallen op de kaart heeft, krijgt beide kaarten. Wie de meeste kaarten heeft win
Kinderen krijgen eieren in een doos. Vos (juf) haalt (rooft) eieren uit de doos. Hoeveel zitten er nog in? Schrijf uit.
(Advertentie)
Visite! Heb ik genoeg ijs voor iedereen. Reken uit. Hoeveel ijs moet erbij? Etc.
Tel de sokken. Altijd 2 ervan. Tel 1 voor 1 of per paar. Etc. Zie les.
(Advertentie)
Zet één getal centraal. Zoek daar dingen bij. Tel poten v.d stoel (4), vlieg, spin, pak wcrollen etc.
(Advertentie)
Kopieerblad 2 tel natuurlijke aantallen
Kopieerblad 3 tel natuurlijke aantallen
Teken nu zelf.
Leerlingen leggen individueel of in tweetallen getalkaartjes op volgorde. Krijgen steeds een kaart met een andere hoeveelheid appels in een getalpatroon, die ze onder het juiste getal moeten leggen.
Kopieerblad welke kaartjes horen bij elkaar?
Laat sorteren op kleur. Plak getalsymbool erbij. Wie heeft meer? Hoeveel? Wie minder? Hoeveel? Bakjes op volgorde zetten van meer minder op getal.
Doe samen brieven in de tas. Postbode gaat op pad. Haalt er brieven uit. Leerlingen zeggen hoeveel er nog in de tas zitten.
Twee dozen spullen. Leerlingen zoeken dezelfde spullen uit elke doos en tellen die bij elkaar op. Dit noteren ze op het bord. Teken doos 1 en 2. Spullen ervoor. Cijfer erin. Zie les
Veel kaarten en A4tjes. Ieder kind krijgt kaarten. Hoeveel passen er op een A4?
Kijken hoe alle A4-tjes op het bord passen. Rijtje 3, 4 of meer.
Hoeveel huisdieren bij elkaar? Hoeveel honden, katten etc. Cavia's en vissen bij elkaar etc. Zie les en kopieerblad.
Spaarpot met geld. Briefjes en munten. Zelfde bij elkaar leggen en erin doen.
Elke dag 1 euro in geknutselde/meegenomen spaarpot. (echt/nepgeld) Hou bij elke dag hoeveel je hebt. (rondjes achter je foto)
Wissel in voor briefje. Hou eventueel vrijmarkt om echt te kopen.
Verstop zakjes geld in de klas. Kinderen zoeken en tellen daarna geld. Hoeveel 2 euro, hoeveel 1? Hoeveel bij elkaar.?
Maak stappen en laat ze stil tellen, daarna vertellen hoeveel. Kinderen leggen bij stappen blokjes neer. Hierna natellen
(Advertentie)
(Advertentie)
Open de les en kopieer het kwartet op dik karton. Speel het spel.
Wat ook kan:
- op volgorde leggen (van klein naar groot en andersom)
- rangtelwoorden oefenen
- memory
De leerlingen zoeken de juiste deksel bij de juiste doos met een bepaald aantal appels. Wanneer de deksels erop zitten, doen de leerlingen verschillende opdrachten met de dozen.
Vingerpoppetjes (hoeveelheid 5, 10 centraal)
Aan de hand van vingerpoppen leren de leerlingen dat iedereen vijf vingers aan elke hand heeft. Ze tellen eerst de vingerpoppen, dan de vingers, en leggen zo een relatie tussen het vingerpoppen/vinger
Leerlingen moeten (op hun vingers) bijhouden wat er met het aantal schelpen in een dichte doos gebeurt als er een aantal bij komt of af gaat.
Twee dozen en boeken. Boeken in de ene doos. Pakket dicht. Cijfer erop zetten. Boeken in de andere doos. Dicht. Cijfer erop. Hoeveel bij elkaar? Zie les voor uitbreiding.
Hoeveel broers bij elkaar? Hoeveel zussen? Wie meer? Getallen erbij, diagram, erbij/eraf etc. Zie les en kopieerblad.
Winkeltje. Prijs artikelen. Wat kan je kopen voor 2 euro? Wat hou je over? kan je meer kopen? Kom je tekort? Etc.
Weten leerlingen dat je het geld dan kan wisselen? Zo niet, stel dan voor om de euromunten in te wisselen voor munten die meer waard zijn: munten van twee euro. Etc.