Leerlingen leggen individueel of in tweetallen getalkaartjes op volgorde. Daarna krijgen ze steeds een kaart met een andere hoeveelheid appels in een getalpatroon, die ze onder het juiste getal moeten
Twee teams spelen tegen elkaar. Ze vergelijken de kaart die ze beiden van één stapel pakken met elkaar. Wie de meeste aantallen op de kaart heeft, krijgt beide kaarten. Wie de meeste kaarten heeft ver
De kinderen verkennen op welke manier zes eieren in een eierdoos (van tien eieren) kunnen liggen. Ze zoeken vervolgens naar foto’s waarop zes eieren afgebeeld zijn. Die foto’s worden verzameld en op d
U heeft een tas met boodschappen. Leerlingen bekijken wat er gekocht is. Wat is het? Hoeveel stuks zitten er in één verpakking? Leerlingen ervaren en ontdekken dat het er steeds zes zijn.
De leerlingen bekijken de eierdozen van vier, zes en tien eieren. Waar passen de meeste eieren in? Ze schatten eerst en daarna nemen ze de proef op de som door de dozen met eieren te vullen
Juf laat één voor één halve dingen zien en vraagt wat het is: een halve boterham, een halve pizza, een halve cake, een half koekje, een halve appel. Met een spiegel maken de kinderen de dingen heel.
Leerlingen verkennen met vouwen en papier de begrippen half, heel, de andere helft. Ze zoeken uit hoe je blaadjes van verschillende vormen eerlijk met z’n tweeën kunt delen door ze dubbel te vouwen.
. Eén dobbelsteen heeft plus- en mintekens om te bepalen of er mensen bijkomen of afgaan. De andere dobbelsteen heeft stippen om het aantal passagiers dat in- of uitstapt aan te geven.
Zoek foto's van 6 dezelfde boodschappen en plak op een bord
U vertelt steeds hoeveel kinderen instappen en beeldt dat op het bord af met bussen en gezichtjes van papier en met getallen. Het + teken wordt hierbij geïntroduceerd.